(vereerde, heeft vereerd),
1. eer bewijzen: de godheid, de heiligen, beelden vereren; — in ere houden, hoge achting toedragen: zijn vereerde leermeester: hij vereerde zijn vrouw nog steeds hemelhoog; — (vero.) een wissel vereren, honoreren ;
2. iem. met een bezoek vereren, hem de eer aandoen van hem te bezoeken; een feest met zijn tegenwoordigheid vereren; — in derg. toepassing ook ironisch ; — met iets vereerd zijn, het zich tot een eer toerekenen, er gevleid door zijn; zeer veererd! beleefdheidsformule ;
3. iem. iets vereren, als eerbewijs aanbieden, schenken: vereer den Here van uw goed en van de eerstelingen van al uwe inkomst (Spr. 3:9).
