(wreef uit, heeft uitgewreven),
1. door wrijven reinigen: zijn ogen uitwrijven ; (oneig.) zich de ogen uitwrijven, zeer verwonderd zijn, zijn ogen niet geloven;
2. door wrijven wegnemen, uitwissen;
3. wrijvend uitspreiden, uiteenwrijven : je moet de was goed uitwrijven.; — met obj. verwiss.: de schoenen uitwrijven, poetsen na ze ingesmeerd te hebben.