Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Uitdraaien

betekenis & definitie

(draaide uit, heeft en is uitgedraaid),

I. onoverg., ten einde draaien: de tol is uitgedraaid, — (fig.) uitlopen: waarop moet dit alles uitdraaien? wat zal het einde van dit alles wezen?

II. overg.,

1. draaiende uithalen: een schroef uitdraaien; — (scherts.) iem. een poot uitdraaien, hem lelijk beetnemen of afzetten.
2. draaiende, op een draaibank uithollen.
3. het licht, het gas uitdraaien, het doven door aan een knop, schakelaar of kraan te draaien; — [geen samenst. is zich er uit draaien; zie DraaienJ.