(<Gr.-Lat.), v. (-n),
1. godsdienstige bijeenkomst of kerkelijke gemeente der Joden: uit de synagoge geworpen worden, uit de gemeenschap gestoten worden; — grote synagoge, een uit 26 wetgeleerden bestaande vergadering, die door Ezra werd ingesteld voor het algemene opzicht over de getrouwe nakoming van de godsdienstgebruiken;
2. Israëlietische kerk.