Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Stukgoed

betekenis & definitie

o. (-eren), ben. voor goederen die bij het stuk, d.w.z. per colli ten vervoer worden aangegeven, in tegenst. met goederen als graan, erts, hout enz. waarvan de hoeveelheid naar maat en gewicht wordt opgegeven: de bevrachtingen in de zeehandel geschieden op twee wijzen: òf voor het geheel of een gedeelte van een schip, òf bij aanleg op stukgoederen.

< >