bn. bw. (-er, -st),
1. vol stekels: stekelige bladeren; een stekelig gewas;
2. als stekels, als uit stekels bestaande: een stekelige baard; bw., stekelig overeind staan;
3. (fig.) bijtend, scherp, hekelend: een stekelig gezegde; stekelig vernuft.