stekelig
stekelig - Bijvoeglijk naamwoord 1. met stekels bezet ♢ Dat is wel een erg stekelige plant. stekelig - Bijwoord 1. scherp, bits ♢ Een stekelig antwoord. Woordherkomst Afgeleid van stekel met het achtervoegsel -ig Antonie...
Wiktionary (2019)
stekelig - Bijvoeglijk naamwoord 1. met stekels bezet ♢ Dat is wel een erg stekelige plant. stekelig - Bijwoord 1. scherp, bits ♢ Een stekelig antwoord. Woordherkomst Afgeleid van stekel met het achtervoegsel -ig Antonie...
Muiswerk Educatief (2017)
stekelig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ste-ke-lig 1. met puntige dingen erop ♢ deze plant is erg stekelig 2. bijtend en hatelijk ♢ ze maakt voortdurend stekelige opmerkingen Bijv...
Hans Heestermans (1977)
stekelig - geil, wellustig (vgl. prikkelen en steken). Een Boer, vindende een jonge Weduwe, ... in de Maneschijn, by de weg, slapen, wierd zo steekelig, dat hy haar, op een wonderlikke wijs, de vaak (= slaap, H.) uit de oogen joeg, Nieuwe Vaakverdrijver 519 [1669].
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. vol stekels: stekelige bladeren; een stekelig gewas; 2. als stekels, als uit stekels bestaande: een stekelige baard; bw., stekelig overeind staan; 3. (fig.) bijtend, scherp, hekelend: een stekelig gezegde; stekelig vernuft.
M. J. Koenen's (1937)
bn.; 1. met stekels bezet, vol stekels: planten met stekelige bladeren, de egel heeft een stekelige huid; 2. fig. hekelend, scherp, bits: een stekelig antwoord; iem. iets stekeligs zeggen, scherps.
Jozef Verschueren (1930)
('ste:kəlech) bn. en bw. (-er, -st) 1. met, vol; stekels : -e bladeren; de egel heeft een -e huid. 2. hekelend, scherp, bits : een antwoord; iemand iets zeggen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), 1. vol stekels; 2. als stekels, als uit stekels bestaande: een stekelige baard; 3. (fig.) bijtend, scherp, hekelend: een gezegde.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: