Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

SNOEPEN

betekenis & definitie

(snoepte, heeft gesnoept),

1. (abs.) kleine lekkernijen, inz. zoetigheden eten of plegen te eten: kinderen snoepen graag;
2. (overg.) als lekkernij verorberen: suikerboontjes snoepen;
3. (onoverg.) heimelijk eten van iets waarop men geen recht heeft of dat verboden is: wie heeft er van de peren gesnoept;
4. (vrijwel veroud.) verboden minnehandel drijven: zij heeft gesnoept, zij heeft aan de kapittelstok gelikt.



Alsjeblieft!
Dit artikel kreeg je van Ensie cadeau. Wil je ook bijdragen aan toegankelijke kennis? Klik hier en word vriend van Ensie.