I. (Eng.), m.,
1. het rennen; renloop, inz. (sport) punt bij het cricketspel.
2. stormloop, bep. het in een soort van paniek gelijktijdig opvragen van inleggelden enz. bij een bank of om bankbiljetten in te wisselen: er was een run op die bank, waardoor zij twee dagen haar betalingen moest staken.
3. reis van een schip van een haven naar een andere, gewoonlijk gebruikt met betr. tot baggermolens, dokken enz.
II. v., fijngemalen eiken(ook wel andere) schors ter looiing van leer of voor andere doeleinden gebruikt, o.a. als strooisel, als broei- en bemestingsmiddel.