Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Paniek

betekenis & definitie

(<Fr.), v., plotselinge en algemene angst: door een loos brandalarm ontstond er een paniek, waarbij velen onder de voet geraakten; er kwam een paniek in het leger; er heerste heden een paniek aan de beurs (inz. in de fondsenhandel), ieder zocht te verkopen.