Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Rog

betekenis & definitie

I. m. (-gen),

1. gewone rog, zeevis (Raja clavata), tot de groep der kraakbeenvissen behorende, met een plat lichaam en een lange, dunne staart; rug en buik zijn met harde puntige doorntjes bezaaid, die bijzonder pijnlijke verwondingen kunnen veroorzaken; — gladde rog, soort van rog (Raja batis), mer geheel gladde buik;
2. (mv.) geslacht (Raiae) en familie (Rajidae) van kraakbenige vissen met schijfvormig lichaam en dunne staart, waarvan de onder 1. genoemde de bekendste soort is;

II. v., de onder I genoemde vis als stofn. of als collectivum.

< >