(ramde, heeft geramd),
1. met een stormram beuken, stoten;
2. met een ram (I, 7.) stoten;
3. (een schip) met kracht aanvaren, in ’t bijzonder in een zeegevecht: een duikboot rammen;
4. (in ’t alg.) stoten, beuken: golven die je scheepje rammen;
5. (Barg.) vechten.