(platvoette, heeft geplatvoet),
1. (zeew.) heen en weer lopen; — (ook) tegen zijn zin op en neer lopen, b.v. als men op iem. moet wachten: de gehele nacht staan platvoeten;
2. (gew.) platvoets gaan, b.v. in tegenst. met schaatsenrijden: ik ben nog op ’t ijs geweest, maar ik heb de schaatsen niet onder gehad en maar wat geplatvoet.