Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Pandoer

betekenis & definitie

(<Serbo-Kroat.), m. (-en),

1. eig. soldaat uit het korps in 1741 door baron Trenck gevormd om de Turkse grensstreken van rovers te zuiveren.
2. (Zuidn.) politieman.
3. zeker kaartspel, waarbij degeen die pandoer zegt alle slagen moet winnen; — (zegsw.) dat was opgelegd pandoer tussen die twee, een afgesproken zaak, een doorgestoken kaart.
4. pandoering.

< >