m. (-s),
1. huurder (van landerijen, hoeven, tollen enz.).
2. (Zuidn.) boer op een grote hoeve, onverschillig of het land al of niet zijn eigendom is.
3. (hist.) hij die tegen betaling van een jaarlijkse som het recht koopt om belastingen, imposten, accijnsen enz. in te vorderen.