bn. bw. (-er, -st),
1. groter of meerder zijnde in aantal of hoeveelheid dan nodig is : overtollige goede werken;
2. overbodig, onnodig: overtollige moeite aanwenden; overtollige woorden bezigen; — zelfst.: het overtollige schaadt;
3. bovenmatig, overdadig: overtollig eten en drinken.