Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ovaal

betekenis & definitie

(<Fr.),

I. bn., langwerpig rond, bep. zodanig dat de ene zijde stomper is dan de andere ; eivormig : een ovaal medaillon, een ovaal gelaat; — (bij uitbr.) ellipsvormig;

II. zn. o. (...valen), gesloten kromme lijn van min of meer langwerpige vorm, welke uit vier cirkelbogen is samengesteld ; — in toepassing op de vorm van het menselijk gelaat: het ovaal van haar gezicht; — voorwerp van die vorm.