I. (teerde op, heeft opgeteerd),
1. opnieuw teren : een schutting, een schuit opteren ;
2. terende verbruiken.
II. (teerde op, heeft en is (2.) opgeteerd),
1. (overg.) verteren, geheel opmaken, zodat er niets meer overblijft: de gehele voorraad was opgeteerd;
2. (Zuidn.) (onoverg.) terende te niet gaan, uitteren.