Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ophopen

betekenis & definitie

(hoopte op, heeft opgehoopt),

1. op een hoop leggen, stapelen, aan hopen zetten: koren ophopen;

kapitaal, rente ophopen;

2. (landb.) (van planten) de stengel enz. bij de grond met aarde of mest omringen; opaarden;
3. (wederk.) tot een hoop worden: de ijsmassa’s die zich ophopen; de mensenmassa die zich in de straat had opgehoopt; — (oneig.) zich verzamelen: de electriciteit hoopt zich op in uitstekende punten;
4. (wederk.) aangroeien, zich vermeerderen: het werk hoopt zich op.