Werkwoorden vervoegen
ophopen
Tegenwoordige tijd ophopen
Ik hoop op
Jij hoopt op
hoop jij op?
U hoopt op
Hij/Zij/Het hoopt op
Wij hopen op
Jullie hopen op
Zij hopen op
Verleden tijd van ophopen
Ik hoopte op
Jij/U hoopte op
Hij/Zij/Het hoopte op
Wij hoopten op
Jullie hoopten op
Zij hoopten op
Voltooid deelwoord van ophopen
opgehoopt
Tegenwoordig deelwoord van ophopen
ophopend