Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Onverdeeld

betekenis & definitie

bn. bw.,

1. (nog) niet verdeeld: een onverdeeld erfgoed ; een onverdeelde boedel, die nog niet gescheiden en verdeeld is;
2. ongedeeld, vol: met onverdeelde aandacht; onverdeelde sympathie; — het was geen onverdeeld genoegen, allesbehalve genoeglijk; — (bw.): hij wijdde zich onverdeeld aan zijn betrekking, geheel en al.

< >