(zat om, de samengestelde tijden zijn niet in gebruik),
1. zo gaan zitten, dat men met de voorzijde naar achteren komt: kam, zit eens om, dan kunnen we je van achteren ook eens zien; ook in deze zin gewoonlijk echter gaan omzitten; ik ben gaan omzitten, omdat die felle hitte van de haard mij hinderde;
2. gaan omzitten, ter zijde schikken, in de kring wat opschikken, omschikken: ga wat omzitten, dan is er voor mij ook nog plaats;
3. onderling van zitplaats verwisselen;
4. van zitplaats veranderen, anders gaan zitten.