Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Omballing

betekenis & definitie

v.,

1. (gemeenz. vooral in Friesland en Groningen) allerlei oud en onnut huisraad van luttel waarde, oude rommel;
2. (alleen in Friesland) toespijzen en toekruiden die om een grote schotel heen liggen, als saucijsjes om bloemkool enz. ;
3. afval van een geslacht beest, als oren, staart, poten, long enz. ;
4. (scherts.) het gevolg van een hoog personage.

OMBAZUINEN, (bazuinde om, heeft omgebazuind), rondbazuinen, overal rondvertellen: zodra zij iets weet, bazuint ze het overal om.