Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Manlius

betekenis & definitie

CAPITOLI'NUS, MARCUS M. —, Rom. consul, redder van het Capitool bij een nachtelijke overrompeling der Galliërs (390), toen hij door het snateren van ganzen gewekt werd ; —MAN'LIUS TORQUA'TUS, TITUS —, Oud-Romeins held, driemaal consul, versloeg met zijn ambtgenoot, de consul P. De'cius Mus, de Latijnen in 340 bij de Vesuvius.

Kort vóór de slag liet hij zijn zoon onthoofden, omdat deze tegen zijn verbod met een der vijanden een tweegevecht had aangegaan ; vand. manlia'na impe'ria, een hardvochtig bevel.

< >