Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Knaster

betekenis & definitie

KANAS'TER, KANAS'SER (<Sp.),

1. m. (-s), kist of korf van vlechtwerk voor verzending van tropische producten; inz. mand van grof rottingriet voor suiker ; of: korf van (Spaans) riet waarin varinastabak wordt verzonden ;

vand. 2. (v.) varinastabak in bladen ; fijnste soort van rooktabak ; — (iron.) slechte tabak; — (spr.) dat is andere tabak dan knaster, dat is iets beters.

< >