(trad in, heeft en is ingetreden),
I. onoverg., binnengaan in of door : hij trad de kamer, de deur in; — (fig.) een loopbaan, de maatschappij intreden; hij is zijn twintigste, jaar ingetreden, zijn twintigste levensjaar heeft een aanvanggenomen ; — (van tijdruimten) een aanvang nemen : een periode van grote hitte was ingetreden ; — ook van toestanden (eig. een germ.), tot stand komen : de dood trad spoedig in, hij stierf spoedig ;
II. overg., (veroud., gew.) intrappen, door treden inbrengen, in omvang doen verminderen of breken.