m. (-en),
1. (wev.) inweefsel, de dwarse draden die door de schering worden geslagen: sergie wordt ook gemaakt met inslag van katoenen garen; — vaak fig. bij wat met een weefsel wordt vergeleken: zorgen zijn de schering en verdriet de inslag van ons leven; moraal is schering en inslag in zijn preken, is nagenoeg het enige wat men hoort; liegen is bij hem schering en inslag, dat doet hij gestadig;
2. (kleerm., naaist.) ingeslagen gedeelte : die inslag kun je wel wat breder nemen, anders is de mouw te lang;
3. het inslaan van waren, het opdoen van voorraad: in- en uitslag van goederen; — (in ’t bijz.) invoer en opslag van accijnsgoederen; ook in ’t alg. opberging, plaatsing: de inslag der goederen in de magazijnen;
4. (Zuidn.) het eten en drinken: de inslag is er goed.