bn. bw. (...lozer, -st),
1. goddeloos, snood: een heilloze daad;
2. wat zonder heil is, rampspoedig : een heilloos leven;
3. geen geluk aanbrengende : heilloze verdienste;
4. noodlottig, verderfelijk: heilloze verdeeldheid; een heilloos plan; heilloze raadgevingen.