Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Groot, munt

betekenis & definitie

m. (groten), (hist.) een vroegere munt, ter waarde van een halve stuiver; drie groot, vijf groot, de waarde van anderhalve stuiver, resp. van 12 ½ cent (hier en daar in de volkstaal nog gebruikelijk); — em pondgroot, een pond Vlaams; — (dievent.) halve stuiver.

< >