Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Flambouw

betekenis & definitie

v. (-en),

1. (brandende) fakkel, toorts, aan een stok gedragen lichtbron (b.v. bestaande uit losgedraaid touw, in een mengsel van hars en terpentijn gedoopt, daarna geperst en met kardoespapier omwikkeld);
2. soort van fijne eetaardappel, geel op schotel, die tot laat in het voorjaar goed blijft.

< >