Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ex

betekenis & definitie

I. (Lat.), voorz., uit; — (hand.) aanwijzing van het schip waarmee goederen zijn aangevoerd: 1000 ton mais ex-Triton; — ex animo, van harte; opzettelijk; — ex abrupto, plotseling, onverwachts; — ex absurdo, uit het ongerijmde; — ex capite, uit het hoofd; — ex cathedra, zie Cathedra; — ex dividend, ex coupon

(in de effectenhandel), zonder dividendbewijs, zonder coupon; — ex est, het is voorbij; — ex officio, ambtshalve; — ex professo, beroeps-, ambtshalve; — ex post (facto), achteraf, naderhand; — ex tempore, voor de vuist, onvoorbereid, niet vooraf opgesteld; — ex usu, buiten gebruik, in onbruik; — [zie verder de afz. art.].

Als voorvoegsel ter aanduiding dat iem. de genoemde hoedanigheid niet meer bezit, gewezen: ex-burgemeester, ex-minister; — zelfst.: geen feller anti dan een ex, geen feller tegenstander dan een voormalig aanhanger.

II. in de gew. uitdr. in ex komen, in twist geraken.