Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie H
- Hedenavond
- Hedendaags
- Hedenmiddag
- Hederik
- Hedonisme
- Hedonist
- Hedonistisch
- Hedsjra
- Heef
- Heefslede
- Heeft
- Heek
- Heel
- Heelal
- Heelbaar
- Heelbaarheid
- Heelbak
- Heelbak, tegel
- Heelbeen
- Heelbeenblaadjes
- Heelder
- Heelendal
- Heelgoed
- Heelgoedhollander
- Heelgras
- Heelh0ut
- Heelheid
- Heelhuids
- Heelkracht
- Heelkruid
- Heelkunde
- Heelkundig
- Heelkunst
- Heelmeester
- Heelshuids
- Heelslag
- Heelsteensmuur
- Heelster
- Heelstof
- Heelvlees
- Heelwortel
- Heem
- Heemdeur
- Heemhond
- Heemkunde
- Heempje
- Heemraad
- Heemschap
- Heemschut
- Heemskinderen
- Heemst
- Heemstede
- Heemstwortel
- Heemvast
- Heemziek
- Heen
- Heen-en-weer
- Heen-en-weerdienst
- Heen, plant
- Heenbrengen
- Heendraven
- Heendrijven
- Heengaan
- Heenglijden
- Heenkomen
- Heenleiden
- Heenlopen
- Heenreis
- Heenreizen
- Heenrennen
- Heenrijden
- Heensluipen
- Heensnellen
- Heenspoeden, zich
- Heenstappen
- Heentijgen
- Heentrekken
- Heenvaren
- Heenvlieden
- Heenvliegen
- Heenvlieten
- Heenvluchten
- Heenweg
- Heenwortel
- Heenzenden
- Heep
- Heer
- Heer, leger
- Heerachtig
- Heerbaan
- Heerban
- Heerbijl
- Heerboer
- Heerbroer
- Heerd
- Heergewaad
- Heerheid
- Heerkracht
- Heerleger
- Heerlijk