Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie N
- Neringrijk
- Neringverzekering
- Nerinkje
- Nero
- Nero antico
- Neroli, herolt-olie
- Neroline
- Nerterologie
- Nerthus
- Nerts
- Nerva
- Nervatuur
- Nerven
- Nerveus
- Nerveusheid, herveuzigheid
- Nervig
- Nervis alienis mobile lignum
- Nervositeit
- Nervus
- Nervus probandi
- Nervus rerum (gerendarum)
- Nes
- Nescia mens hominum fati sortisque futurae
- Nescio qua praeter solitum dulcedine laeti
- Nescis quid vesper (serus) vehat
- Nescis, mi fiii, quantilla prudentia
- Nescit vox missa reverti
- Nesheid
- Nesk
- Nesologie
- Nessun maggior dolore / che ricordarsi del tempo felice / nella miseria
- Nessus
- Nessushemd
- Nessuskleed
- Nest
- Nestblijver
- Nestboer
- Nestbol
- Nestbouw
- Nestei
- Nestel
- Nestelaar
- Nestelbeslag
- Nestelen
- Nestelgaatje
- Nestelgat
- Nesteling
- Nestelkoetsier
- Nestelkruid
- Nestellakei
- Nestelnaald
- Nestelschoen
- Nesten
- Nesterig
- Nesterij
- Nesthaar
- Nestig
- Nestigheid
- Nestje
- Nestkastje
- Nestkorf
- Nestkuiken
- Nestor
- Nestoriaan
- Nestparasiet
- Nestparasitisme
- Nestplaats
- Nestpluimen
- Nestveren
- Nestvisser
- Nestvisserij
- Nestvlieders
- Nestvogel
- Nestvol
- Nestzitter
- Nestzwam
- Net
- Netaderig
- Netbakje
- Netbord
- Netborstel
- Netbreuk
- Netbrief
- Netbroek
- Netel
- Netelachtig
- Netelachtigen
- Netelcel
- Neteldieren
- Neteldoek
- Neteldoeken
- Neteldoeks
- Netelen
- Netelgaren
- Netelgas
- Netelgoed
- Netelheide
- Netelhennep
- Netelig
- Neteligheid
