Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie B
- Bonk
- Bonkaarde
- Bonkaart
- Bonkelaar
- Bonken
- Bonker
- Bonkerig
- Bonkes
- Bonket
- Bonkig
- Bonkijzer
- Bonksel
- Bonkveen
- Bonkziekte
- Bonne
- Bonne bouche
- Bonne fortune
- Bonne mine
- Bonnefooi
- Bonnement
- Bonnenhandel
- Bonnenlijst
- Bonnenruil
- Bonnenstelsel
- Bonnet
- Bonneterie
- Bonnetje
- Bono cum deo
- Bono publico datum
- Bononia
- Bonos corrumpunt mores congressus mali
- Bons
- Bonsoir
- Bont
- Bontbekpluvier
- Bontcape
- Bonten
- Bontgekleurd
- Bontgeschakeerd
- Bontgevederd
- Bontgoed
- Bontheid
- Bontig
- Bonting
- Bontjas
- Bontje
- Bontkist
- Bontkleurig
- Bontkop
- Bontkopererts
- Bontkraag
- Bontlof
- Bontmantel
- Bontmot
- Bontmuts
- Bontoog
- Bonttor
- Bontvair
- Bontvel
- Bontwerk
- Bontwerken
- Bontwerker
- Bontwerkster
- Bontweverij
- Bonum commune
- Bonum est confidere in domino
- Bonum et aequum
- Bonum magis carendo quam fruendo cernitur
- Bonum summum quo tendimus omnes
- Bonus
- Bonus animus in mala re dimidium est mali
- Bonus dux bonum reddit militem
- Bonus pastor animam suam dat ovibus suis
- Bonus quilibet praesumitur in dubio
- Bonus vir semper tiro
- Bonusaandeel
- Bonusuitkering
- Bonze
- Bonzen
- Booby-trap
- Boodschap
- Boodschaploper
- Boodschappen
- Boodschappendienst
- Boodschappenjongen
- Boodschappenmandje
- Boodschappenmeisje
- Boodschappennet
- Boodschappentas
- Boodschapper
- Boodschapping
- Boog
- Boogbekleding
- Boogbrug
- Boogconstructie
- Boogdeur
- Boogdril
- Boogduin
- Boogelement
- Boogfries
