Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Electron

betekenis & definitie

o. (-en),

1. Griekse naam voor barnsteen ;
2. voorheen ben. van een legering van 3 delen goud met 1 zilver;
3. witte magnesiumlegering met aluminium, zink, koper, mangaan en silicium, lichter dan aluminium (s.g. 1,75 tot 2), vast, taai, elastisch, zilverachtig van kleur, gebruikt bij de bouw van vliegtuigen, ook voor cliché’s;
4. (natuurk.) kleinste afzonderlijk bestaanbare hoeveelheid electriciteit, drager (met andere electronen) van de negatieve lading van een atoom.