o.,
1. chemisch element (Ag) uit de eerste groep van het periodieke systeem, een der edele metalen dat zich door zijn witte kleur en de glans die het aannemen kan, onderscheidt: een schaal van gedreven zilver ; is dat zilver? — ook in toepassing op het erts: in die bergen wordt enig zilver gevonden ; — nieuw zilver, Russisch zilver, uiterlijk op zilver lijkende metaalalliages; zilver uit klei, aluminium;
2. zilverwerk, zilveren voorwerpen ; (inz.) zilveren lepels en vorken: het zilver in de zilverkast; het zilver poetsen; met zilver eten ;
3. zilvergeld: iem. in zilver uitbetalen; er was veel zilver in het kerkezakje;
4. witte kleur als van zilver: het zilver zijner haren ; — wat die kleur heeft: zestig jaren hadden zijn vroeger zo donkere lokken reeds in vloeiend zilver verkeerd (Potgieter).