Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Doorroker

betekenis & definitie

m. (-s),

1. pijp die er bepaald op gemaakt is om spoedig door te roken, een bruine kleur te krijgen;
2. (scherts.) iem. die zeer aan het roken verslaafd is;
3. (scherts.) gelaat of neus van een drinker;
4. (scherts.) mager persoon van bruinachtige gelaatskleur.

< >