(Fr.), v. (-s),
1. kaars, inz. van was of stearine ; ook kaarsvorm voor electrische verlichting; in Zuidn. ook als eenheid van lichtsterkte; een lamp van 50 bougies;
2. (geneesk.) staafvormig instrument dat men bij vernauwingen der natuurlijke kanalen daarin brengt om die te verwijden, inz. in de pisweg ; gewapende bougie, dient om inwendig geneesmiddelen aan te brengen; — smal onverglaasd potje van gebakken pijpaarde, onderdeel van waterfilters enz.;
3. porseleinen staaf met electroden waartussen de ontstekingsvonk van een explosiemotor overspringt.