(beschermde, heeft beschermd),
1. voor alle kwaad behoeden: Gods beschermende hand.
2. tot een scherm strekken, beschutten, beveiligen voor geweld: iem. beschermen tegen zijn aanranders; de onschuld beschermen; de sterken moeten de zwakken beschermen, verdedigen; — oneig.: een pels beschermde hem tegen de koude, deed die niet tot hem doordringen; een beschermende laag; de beschermende duisternis.
3. begunstigen, bevorderen: de kunst beschermen; — beschermende rechten, hoge invoerrechten om de binnenlandse handel, landbouw en nijverheid tegen de concurrentie van het buitenland te bevoordelen.
4. iem. voorthelpen, protegeren: aan zijn beschermende vriendschap had ik die mooie betrekking te danken.