bn. bw. (...lozer, meest —),
1. (van gemoedsuitingen) ongetemperd; (van hartstochten) niet beperkt door enig gevoel van eer, schaamte, bedachtzaamheid ;
2. (van pers.) zich niet aan behoorlijke tucht onderwerpende, wild, onordelijk: een bandeloze troep ; het bandeloze gemeen ;
3. (van een koe) geen banden meer hebbende.