Wat is de betekenis van BANDELOOS?

2024-03-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

bandeloos

onbeteueld, losbandig.

2024-03-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bandeloos

bn. bw. (...lozer, meest —), 1. (van gemoedsuitingen) ongetemperd; (van hartstochten) niet beperkt door enig gevoel van eer, schaamte, bedachtzaamheid ; 2. (van pers.) zich niet aan behoorlijke tucht onderwerpende, wild, onordelijk: een bandeloze troep ; het bandeloze gemeen ; 3. (van een koe) geen banden meer hebbende.

2024-03-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bandeloos

bn., bw. (niet in band of teugel gehouden, onbeteugeld; niet beperkt door enig gevoel van eer, schaamte, bedachtzaamheid enz.).

Wil je toegang tot alle 6 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bandeloos

('bandəlo:s) bn. en bw. (...lozer, -t) 1. ongetemperd: ...loze lof. 2. niet beperkt door een gevoel van eer, schaamte, bedachtzaamheid : geweld. 3. geen dwang lijdend : een ...loze knaap; het gemeen. Syn. breidelloos, onbandig, onbeteugeld, teugelloos, tomeloos. Tgst. → geregeld.