Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Askar

betekenis & definitie

v. (-ren), kar waarmee aan de huizen as en vuilnis wordt opgehaald; — (oneig.) rammelkar, slechte wagen ; — men wordt nooit van een koets, maar altijd van een askar overreden, onbeschoftheid heeft men ’t meest te wachten van mensen zonder geboorte en opvoeding ; — (scherts.) de askar laten rijden, gezegd van iem. die de as van zijn sigaar overal laat vallen; — (Amst.) ze is tegen de askar gelopen, ze is zwanger.

< >