Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Als

betekenis & definitie

I.bw. van graad, in de platte spreektaal in de plaats van al: je bent als te goed ; dat is als te veel; ik voel mij niet als te wel; — als maar, steeds maar : het wordt als maar slechter; hij is als maar aan het schrijven.

II. voegw.,

1. vergelijkend, wijst een overeenkomst tussen twee met elkander vergeleken zaken aan (zwakker dan gelijk) : alle vlees is als gras ; hij liep als een haas ; ik ben artn als gij (vgl. ik ben zo arm als gij); onberaden als een jong mens ; hij liep zo hard (als) hij kon ; ik verheug mij zo dikwijls, vaak (als) ik u zie, vgl. zolang (als) ik leef; — zulk een gewapende vrede als thans in Europa heerst, ruïneert menige schatkist (hier leidt als een bijvoeg. bijzijn in en is gelijk die); — dat is even gevaarlijk als een openlijk verzet; —

in Londen rijdt men zowel (zo) onder als boven de grond, niet alleen boven, maar ook onder de grond; — het goud is de god onzer eeuw, (zowel) op het land als in de stad, (zowel) in de hut als aan het hot; — hij is niet zozeer onwillig, als wel lui, eigenlijk meer lui dan onwillig; hij is zoveel als voetivis, hij is zo wat, om zo te zeggen voetwis ; — ik ben zo goed, als klaar, nagenoeg klaar ; — zijt gij al klaar? zo goed als (nl. klaar); — zo arm als hij is, helpt hij anderen nog, niettegenstaande hij arm is; — zo mooi als daar aan toe (in de volksuitspraak : astrantoe), zo mooi mogelijk ; — 't stuk luidde als volgt (volgt de inhoud) ; — allerlei marmersoorten, als (als daar is, als bijvoorbeeld) wit, zwart, geel marmer enz. ;

de vader, als men denken kan, was trots op zijn kind, zijn trots was in overeenstemming met wat men verwachten kon, was natuurlijk; — als naar gewoonte, overeenkomstig de gewoonte; — snoever als hij was, onnozele als hij was, gelijk hij was, (dat was hij); — eerzuchtig als hij was, scheen de troon hem niet onbereikbaar, daar hij eerzuchtig was; — [als in plaats van dan na comparatieven, na de woorden : ander, anders, niemand enz. (vooral in de spreektaal) verdient geen aanbeveling : hij is knapper als zijn vriend ; dit vindt men nergens als in Amsterdam];

2.van wijze, geeft de wijze te kennen waarop iem. of iets wordt voorgesteld: hij stond als versteend, als het ware; — als bij toeval ontmoette ik hem ; als met een toverslag veranderde alles;
3.alsof: hij keek, als was er niets gebeurd, zoals hij zou kijken, indien er niets gebeurd was ; — gij lacht, gij juicht, als luidt gij niets verloren! — als het ware, bij vergelijking gesproken : ik liep hem als het ware tegen 't lijf; —voegw. van hoedanigheid, voor een bijstelling geplaatst : dit kind 4.zal eenmaal als koning heersen, in de hoedanigheid van koning; — onze dokter bezoekt ons als vriend nogal eens; — ik heb hem als kind gekend, toen liij kind was; hij beschouwt zich als uitverkorene; zij achten, eren, behandelen, huldigen hem als een weldoener hunner stad; zij beschouwen het als een Goddelijke straf;

voor een bijstelling bij het object: hij gebruikt zijn potlood als tandenstoker ; — Mr. A. is verkozen tot lid der Staten-Generaal en zal als zodanig zitting nemen, na ...., in die hoedanigheid ; dit is een verfrissende drank, als zodanig kan ik het aanbevelen, in die hoedanigheid ;

5.verklarend voegw.: hij werd, als de oudste in jaren, tijdelijk met het voorzitterschap belast, omdat hij de oudste in jaren was ; — dit aanbod sla ik, als mij onwaardig, af, daar het mij onwaardig is ; — hij werd uitgenodigd, als zijnde nog een verre neef, omdat hij een neef was ; voor een betr. vnw. of bw. : wij vertrouwen, dat wij een goede consciëntie hebben, als die in alles eerlijk willen wandelen (Hebr. 13 : 18);
6.voegw. van tijd, drukt een herhaaldelijk of gewoonlijk voorkomende gelijktijdigheid uit: als de zon opgaat, verlaat ik het bed; als ik waarheid wil zoeken en vinden, dan moet ik mijn verstand helder houden ; als ’t klokje luidde, ging ieder ter rust; — ’t samenvallen van twree feiten in de toekomst: als hij in veiligheid is, zal ik spreken; — (dicht, en veroud.) wijst een bepaald feit in ’t verledene aan (voor toen): Jozef weende als zij tot hem spraken; — in de histor. teg. tijd (voor toen): hij staat op, doch, als hij wil spreken, treft hem de verraderlijke dolk;
7.voorwaardelijk voegwr., drukt een voorwaarde of onderstelling uit: als God mij helpt, zal de arbeid slagen ; als ik geld had, (dan) ging ik studeren ; als ik vragen mag ; als gij er niets tegen hebt; — als ’t u belieft, asjeblieft, beleefdheidsformule, zie Alstublieft;
8.expletief wijst het het volgende met meerdere nadruk aan : zij zouden Maandag bij elkaar komen, als wanneer hun de zaak nader zou worden aangeduid, daar hun op die tijd enz.; — (volkst.) hij schrijft mij, als dat hij ziek is, dat hij ziek is; — (veroud. en gew.) als heden, heden nog; — als wederom, wederom.