(troefde af, heeft afgetroefd),
1. een kaart aftroeven, een kaart die door een ander is uitgespeeld, met een troefkaart afslaan; — iem. een kaart af troeven, door het uitspelen ener (hogere) troefkaart hem die slag of trek doen verliezen; — een slag of een trek aftroeven, door het uitspelen van een troefkaart die van een ander winnen; — iem. een slag of trek af troeven, hem beletten die te maken ; gewoonlijk zegt men troeven of overtroeven ;
2. iem. aftroeven, hem zijn ongepaste uitdrukkingen doen gevoelen door een raak antwoord, hem op zijn plaats zetten; (ook) hem een pak slaag geven, hem afranselen.
