(trippelde af, is afgetrippeld),
1. zich trippelend, met kleine schreden en min of meer huppelend, verwijderen: ongemerkt was de kleine van haar moeder afgetrippeld;
2. van een hoger gelegen plaats naar een lagere trippelen: de mus trippelde (van) de vensterbank af ;
3. ten einde trippelen : die kinderen hebben vandaag wat, heel wat afgetrippeld.