I. bn., niet van een merkteken voorzien: zijn kousen waren ongemerkt.
II. bw., zonder bemerkt te worden: ik wilde dat gezegde zo niet ongemerkt laten voorbijgaan; hij wist ongemerkt naar buiten te komen; het was ongemerkt zeer laat geworden; — zo langzaam dat men het niet merkt, dat het niet opvalt: ongemerkt worden wij oud; de tijd zal ongemerkt zijn laatste krachten slopen.