1. (afstanden tussen gegeven punten) meten door ze in een rechte lijn af te stappen en daarbij de passen te tellen: de lengte en breedte van een veld af passen;
2. (een opgegeven verlangde afstand tussen een gegeven en een nog onbekend punt) met de pas afmeten: men begon met een baan van 600 schreden af te passen; — (meetk.) met de passer uitzetten: op een lijn AB een stuk AC af passen:
3. (dingen die gemaakt of door berekening gevonden moeten worden) naar de vereiste of juiste maat afmeten : een figuur met de passer af passen; het ene stuk is wat groter dan het andere, ik kan het zonder maat niet juist afpassen; dat hebt ge netjes afgepast: ge hebt juist een half uur gesproken ;
4. geld afpassen, verschillende geldstukken zo bij elkander voegen, dat de gezamenlijke waarde juist het vereiste bedrag uitmaakt; — (zeev.) het bestek afpassen, ook het bestek zetten genoemd, zie Bestek; — (wev.) stoffen af passen, ze door de wijze van weven als ’t ware reeds vooraf in stukken van bepaalde grootte verdelen, verg. Afgepast;
5. (v. dingen die men uit een grotere hoeveelheid aan iem. geeft of toekent) vooraf juist bepalen hoeveel iem. krijgt: alles wordt ons hier in de keuken afgepast; een afgepaste portie;
6. (fig. van zaken die geen eig. uitgestrekth. hebben) in de juiste maat toewijzen, toebedelen: God heeft mijn levensgeluk wel afgepast; — (handelingen, inz. bewegingen, gebaren,, gezegden, maatschappelijke vormen enz.) juist afmeten, met het bijdenkbeeld van gedwongenheid of stijfheid : ik houd van een losse toon en kan die lieden niet velen, die alles wat zij doen of zeggen zo nauw af passen.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk