Werkwoorden vervoegen
afpassen
Tegenwoordige tijd afpassen
Ik pas af
Jij past af
pas jij af?
U past af
Hij/Zij/Het past af
Wij passen af
Jullie passen af
Zij passen af
Verleden tijd van afpassen
Ik paste af
Jij/U paste af
Hij/Zij/Het paste af
Wij pasten af
Jullie pasten af
Zij pasten af
Voltooid deelwoord van afpassen
afgepast
Tegenwoordig deelwoord van afpassen
afpassend