Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

STAPPEN

betekenis & definitie

(stapte, heeft en is gestapt),

1. gaan, lopen ; — een eindje gaan stappen, gaan wandelen : — met betr. tot de wijze van gaan, inz. met grote, wijde passen : wijd stappen: trots, deftig, bedaard, vlug, snel stappen; — (praegn.) met zware, logge pas gaan : stap niet zo;
2. een stap doen, inz. van een lager naar een hoger punt of omgekeerd : op een ladder stappen ; van het paard, stappen ; in of uit een rijtuig stappen ; in of uit een vaartuig stappen ; aan land, aan wal stappen ; — over een sloot stappen ; — (fig.) luchtigjes over iets heen stappen, er niet bij stilstaan, er geen verdere aandacht aan schenken, er geen zwarigheid over maken ; — wij zullen er maar overheen stappen, er verder niet over spreken ; (ook) dit bezwaar op de koop toe nemen ;
3. stapvoets gaan (van paarden): de paarden matigen, hun draf, ze beginnen te stappen ; — stappend werk, werk dat een paard slechts stapvoets kan verrichten.