Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Aalpad

betekenis & definitie

v. (-den), gew. naam voor de kwabaal; ...PIEPER, m. (-s), gew. naam voor de modderkruiper of donderaal; ...POEL, m. (-en), stilstaand water waarin zich veel aal bevindt; ...POON, v. (...ponen), eert. zeker zeilvaartuig, middelmatig van grootte, met ronde steven: uit Friesland voeren veel aalponen op Londen; ...PUT, m. (-ten), vergaarbak voor aal of mestvocht, in of bij stallen; ...RAAM NET, o. (-ten), vistuig, bestaande uit een vierkant raam, waaraan een door een hoepel opengehouden netwerk, dat kegelvormig uitloopt en met een kruik aan het einde; meestal gebruikt om aal te vangen voor sluisopeningen; ...REEP, m. (...repen), zetlijn voor de palingvangst; ...REIGER, m. (-s), gew. naam voor de blauwe reiger (Ardea cinerea); ...SALAMANDER, m. (-s), een soort van watersalamander met aalvormige romp (Amphiuma), in N.-Amerika, kan 8 à 10 dm lang worden; ...SCHAAR, v. (...scharen), ijzeren volk met drie of vier tanden, vaak van weerhaken voorzien, waarmede men aal steekt.

< >